Kenmerken van het ras
* bronvermelding:
https://deseramaclub.nl/standaard-serama.html
Herkomst
Maleisië. Omstreeks 1970 ontstaan.
In 2001 in Noord-Amerika en in 2006 in Nederland ingevoerd.
Algemene indruk
Zeer klein en compact krieltje met zeer typische en parmantige lichaamshouding.
Tijdens de beoordeling op de keursokkel moet de Serama de volgende vorm tonen:
De brede borst wordt sterk naar voren en tamelijk hoog gedragen. In zijaanzicht vormen de onderste contourlijnen een V, terwijl kop, hals en borst tezamen een S-vorm hebben. De vleugels worden verticaal langs de loopbenen gedragen, waarbij het oog, de vleugels en het loopbeen in één verticale lijn lopen. Echter de kop mag niet zo ver naar achteren gedragen zijn dat de snavel achter de verticale lijn van de poot en vleugel komt.
Bijzonder kenmerk is het zeer vertrouwelijke en tamme karakter. Ei gewicht tussen ca. 15 en 35 gram. De bevedering is vrij ruim en gaat vergezeld van redelijk ontwikkelde sierveren.
Vormbeschrijving
Romp: kort, breed en tamelijk diep; met van voren sterk opgerichte houding. De onderbelijning heeft een V-vorm.
Kop: klein en zover naar achteren gedragen dat de kamhiel de sikkels raakt. Gezicht is klein, rond, fijn van weefsel, glad en rood. Bleke kleur is toegestaan mits in prima conditie.
Kam: enkel, middelgroot, recht, voorzien van liefst vijf regelmatige en spitse kamtanden. De middelste kamtand is ongeveer even lang als de hoogte van het kamblad zelf. De kamhiel loopt recht naar achteren. Kleur rood.
Snavel: Qua lengte in verhouding met de kleine kop. krachtig, licht gebogen; komt qua kleur overeen met de loopbenen.
Kinlellen: klein tot middelgroot , fijn van weefsel, vrij kort, fraai gerond, gelijk van lengte. Kleur rood.
Oorlellen: klein, ovaal, glad aanliggend. Bij voorkeur rood, enig wit erin is toegestaan.
Ogen: rond, levendig, oranje tot roodbruin.
Hals: middellang, In combinatie met de borstlijn een S vormend.
Hals zover naar achteren gebogen dat er nagenoeg geen ruimte meer zit tussen achterkant van de hals en de staart. Halsbehang goed ontwikkeld en tot op de schouders reikend.
Rug en zadel: zeer kort en breed. In zijaanzicht vormt de overgang van hals naar staart een scherpe V. Zadelbehang goed ontwikkeld, waarbij de overgang naar de staart door de zadeldekveren wordt afgedekt.
Borst: Zeer goed ontwikkeld, vol, breed en goed gerond, hoog en sterk naar voren gedragen, zeer duidelijk voorbij de snavelpunt reikend.
Vleugels: groot en lang, verticaal gedragen. Het liefst de grond net niet rakend. De vleugelboegen staan iets van het lichaam af en de vleugeleinden zijn iets naar binnen gedraaid. Gezien vanaf de zijkant wordt door de verticale vleugeldracht het zicht op de loopbenen totaal ontnomen. Grote slagpennen tamelijk breed en lang. Vleugeleinden zodanig gedragen dat de kleine slagpennen die het dichtst tegen het lichaam zitten niet volledig door de grote slagpennen afgedekt worden.
Schouders: breed en goed gerond.
Zadel: breed; zadelbehang goed ontwikkeld en de staartovergang vloeiend afdekkend.
Staart: middelgroot en bijna verticaal gedragen. Staartstuurveren breed en goed gespreid, door hun lengte net boven de kop uitstekend en van achteren gezien in een omgekeerde V-vorm ingeplant.
Hoofdsikkels lang, breed, sabelvormig en slechts zeer weinig gebogen, minimaal 2,5 cm boven staartstuurveren uitstekend; bijsikkels middellang en waaiervormig gedragen ,minimaal 5 aan iedere zijde, de bovenste sabelvormig, de onderste licht gebogen. De voorzijde van de staart mag de kamhiel raken maar mag niet door de verticale lijn heenkomen.
Achterlijf: kort, donsrijk.
Dijen: Krachtig en eerder kort dan normaal van lengte, evenwijdig en goed uit elkaar geplaatst.
Loopbenen: middellang tot lang, zodat de vleugels verticaal gedragen kunnen worden; glad, regelmatig geschubd, evenwijdig aan elkaar en goed uit elkaar geplaatst.; Bij voorkeur geel. Andere kleuren toegestaan.
Tenen: vier, recht, goed gespreid en regelmatig geschubd.
Bevedering: vol en goed ontwikkeld en aangesloten gedragen.
Eventuele verschillen tussen haan en hen:
Behoudens secundaire geslachtskenmerken geen verschillen van betekenis tussen haan en hen.
De rug van de hen is zeer kort en heeft de vorm van een smalle U. Door de S- vormig gedragen hals van de hen worden de staartstuurveren boven de rug geraakt door de hals. Indien de rug niet zichtbaar is omdat de veren van de hals en het zadel tegen elkaar aan drukken is dit niet fout. Zadel van de hen is goed gevuld.
Het is bij de hen toegestaan dat de vleugels de grond wel raken en dat de vleugeldracht daardoor iets schuin achterwaarts is. Het onderste gedeelte van de loopbenen is dan zichtbaar. Echter een volledig vertikaal gedragen vleugel geniet de voorkeur.
Ernstige fouten:
Groot, plomp of smal van lichaam; lange rug; smalle of platte borst; horizontale lichaamshouding; Een te rechte kop – halslijn; kop volledig “achter de borst weggezakt” gedragen; kortbenigheid; slepende, te hoog of te ver naar voor gedragen vleugels; te lage of naar voor doorslaande staartdracht; sterk gebogen sikkels; te weinig bijsikkels; grove kopversierselen.
Sterk onrustig gedrag tijdens de keuring op tafel, wegvliegend, zich niet willen laten stellen.
Fouten:
Bovenstaande ernstige fouten in mindere mate voorkomend.
Te lange kop; bovenste bijsikkels te sterk gebogen.
Gewicht:
haan hen
Jeugdklasse tot 500 gram tot 425 gram (jaartal op ring)
Bij dieren ouder dan één jaar geldt:
A-klasse 225-350 gram 200-325 gram
B-klasse 350-500 gram 325-425 gram
C-klasse 500-600 gram 425-525 gram
Dieren dienen ten alle tijden gewogen te worden en worden gekeurd op een keursokkel.
Volwassen dieren met een gewicht lager dan het minimum gewicht van 225 (haan) resp 200 (hen) gram en dieren boven het maximum gewicht van 600 (haan) resp 525 (hen) gram worden uitgesloten van bekroning.
Ringmaten haan 11mm en hen 10mm.
Kleurslagen; alle kleuren zijn toegestaan Kleuren moeten wel glanzend zijn
Variëteiten:
Het ras is ook erkend in zijdevederig en krulvederig.
Een andere fout die we veelvuldig zien, maar niet gewenst is zijn te lange en heel sterk gebogen (hoofd) sikkels bij de haantjes. De sikkels behoren sabelvormig gedragen te worden, waarbij de veerpunten niet puntig behoeven te zijn. De bovenkant van de sikkels komen maar iets boven de staartpartij uit. In de staartafdekking bij de haantjes willen we bovendien minstens vijf paar bijsikkels zien.
Waar we ook voor moeten waken zijn te korte pootjes. Dit komt bij de raszuivere Serama ook wel voor, maar het zijn meestal “nepserama’s” die voortkomen uit kruisingen met Chabo’s . Deze dieren hebben veelal te dikke en vooral ook te korte pootjes. Daardoor is er niet voldoende ruimte om de vleugels verticaal te kunnen dragen. Dit laatste is sowieso al moeilijk genoeg, zij het dat de hennetjes daar meer problemen mee hebben dan de haantjes.
De kam van de Serama’s behoort klein en vrij dun te zijn. Te grote en vooral ook vlezige kammen passen niet bij de Serama. Ook dit kan een erfenis zijn van inkruisingen met de Chabo.
Een probleem waar we de komende jaren ook extra zorg aan moeten besteden zijn de te lange vleugels. In ideale stelling komt bij een verticale vleugeldracht de vleugelpunt net niet aan de grond. Veel dieren kunnen dit momenteel niet waarmaken, omdat de vleugels gewoonweg te lang zijn. Als zo’n dier op de keursokkel in stelling is gebracht, zullen de vleugels tot onder de bovenkant van de sokkel reiken.
HET KEUREN
9 de keursokkel kan zo mee in de koffer.
Het beoordelen van de Serama begint door het dier vanuit de kooi mee te nemen naar de keurtafel en het dier op de (digitale keuken) weegschaal te plaatsen. Het gewicht wordt vastgesteld en het dier wordt in één van de drie gewichtsklassen ingedeeld A, B of C. Er geldt voor de Serama een minimum- (minder dan 225 gram bij de haan en 200 gram bij de hen ) en maximumgewicht (meer dan 600 gram bij de haan en 525 gram bij de hen ). Vallen de dieren hier buiten dan krijgt dit dier een Onvoldoende.
De klasse en het vastgestelde gewicht worden genoteerd op de keurkaart. Vervolgens wordt het dier gekeurd op de keursokkel die op de keurtafel staat. Nadat het dier hierop is geplaatst, proberen we of het dier de ideale stelling wil aannemen. Dit alles behoort de Serama rustig over zich heen te laten komen, zonder zich hiertegen te verzetten. Pikken en wegvliegen van de keursokkel is helemaal uit den boze. Alhoewel de Serama van huis uit erg tam is, zal de fokker hier toch het nodige moeten doen door thuis de dieren te trainen. Dit kun je het best doen op een keursokkel. Het dier moet leren dat het staan op een keursokkel overeenkomt met poseren voor de keurmeester. (Wat betreft het model en de grootte van de keursokkel is daar door de speciaalclubs inmiddels in voorzien. Voor liefhebbers zijn deze inmiddels ook te koop.)
De maximale score die een Serama kan halen is honderd punten. Het dier wordt zoals reeds geschreven op zeven onderdelen op de kaart nader toegelicht. Daarbij weegt ieder onderdeel niet even zwaar mee. De verdeling is als volgt:
Type (30), Karakter (25), Staartdracht (15), Kop (10), Veerconditie(10), Conditie (10). Het laatste onderdeel betreft de eventuele uitsluitingsfouten (vorktand, eendevoet, eekhoornstaart, spleetvleugel etc) en zal altijd tot een Onvoldoende (0 punten) leiden.
Uiteindelijk krijgt het dier zo een puntentotaal. Dit totaal kan via een omrekentabel omgezet worden in een predikaat zoals bij de KLN gebruikelijk is voor kippen. (Wellicht dat het ook zonder omrekentabel kan, maar dat wordt nog nader onderzocht)
HET FOKKEN
Nog erg jong
De fok van Serama’s is niet veel anders als bij andere kippenrassen. Toch is het over het geheel gezien wat lastiger om voldoende kuikens te krijgen. Het aantal onbevruchte eieren is groter. Dit komt o.a. doordat menig eitje van hele kleine Serama hennetjes niet altijd voorzien zijn van een dooier. Zijn de kuikens eenmaal geboren dan moeten we ze met de nodige zorg omringen. Het zijn beslist geen kasplantjes, maar ze zijn natuurlijk wel erg klein. Daarom alleen al vragen ze wat extra zorg. Het groot brengen onder de kip kan wel, maar meestal plaats men de kuikens in een kunstmoeder om daar de eerste weken te verblijven. In principe kunnen Serama’s wel wat kou verdragen, maar het beste is ze niet aan temperaturen onder 0˚C. bloot te stellen. Vooral dieren met een zijdevederige of krulvederige structuur moeten tegen deze lage temperaturen beschermd worden. Mocht het toch zo zijn dat ze in een iets vorstige omgeving verblijven, wrijf dan de dunne kammetjes in met zuurvrije vaseline.